Aangifte
“Politie. Zegt u het maar…”
“Met Jannie. Héééélp!!!! Ik sta hier in het Beatrixpark en een enge vent laat mij zijn eh… dinges zien.”
“Kunt u iets specifieker zijn, mevrouwtje? De computer accepteert het woord ‘dinges’ niet.”
“Wacht even, agent. Ik moet die viespeuk even van mij afslaan.”
[vechtgeluiden]
“Bent u daar nog, mevrouwtje?”
“Ja, agent. Even snel, want die pervert krabbelt alweer op. Hij laat zijn piemel aan mij zien. En hij valt me aan.”
“Aha! Piemel. Dat valt onder de categorie zedendelicten. Blijf ter plaatse, mevrouwtje. In een kwartier is er een agent ter plaatse.”
“Een kwartier??? Ik probeer juist hard van die engerd weg te hollen.”
“Ja, dan kunnen wij helaas niets doen, mevrouwtje. Als u ter plekke blijft kunnen wij hem op heterdaad betrappen. Anders niet. Maar het is belangrijk dat u áltijd aangifte doet. Schikt het u over 5 dagen?”
“5 dagen? Wat voor ellende kan die vent dan allemaal aanrichten? Wacht – hij valt me weer aan. Hééélp!!!”
[vechtgeluiden]
“Mevrouwtje? Mevrouwtje? Bent u daar nog?”
[oorverdovende stilte]
“Ja… met Jannie. Laat maar.”
“Een agent is onderweg, mevrouwtje.”
“Mooi. Laat hem zoeken naar een man met een gebitsafdruk in zijn eh… dinges.”