Eed
“Ik zweer je dat ik als raadslid niet mijn eigen zakken zal vullen, er geen zooitje van maak en dat ik niemand zal besodemieteren.”
Dat is – vrij plat opgeschreven – de eed die nieuwe gemeenteraadsleden afleggen voordat ze officieel geïnstalleerd zijn.
De eed wordt uitgesproken door de burgemeester en iedere Almeerder weet dat Franc Weerwind niet bepaald grof gebekt is.
Die spreekt de eed dus niet plat uit, maar plechtig – met heel nette woorden.
Elk raadslid moet na het uitspreken van de eed antwoorden met ‘dat verklaar en beloof ik’. Het is een persoonlijke belofte dat hij zelf – en niemand anders! – verantwoordelijk is voor zijn daden.
Dat geldt niet voor een gelovig raadslid. Die zegt na het uitspreken van de eed: ‘Zo waarlijk helpe mij God Almachtig’.
Dat is mooi, maar ook wel makkelijk. Er zit een soort voorbehoud in.
“Ja, beste mensen. Ik heb inderdaad geld aangenomen van die bankdirecteur om dat bouwproject erdoor te krijgen. Maar dat kan ik niet helpen. Het is pure overmacht. God heeft me waarlijk niet geholpen. Ik baal daar zelf ook van.”
Het lijkt mij daarom beter om de eed voortaan te bekrachtigen met ‘Ik zweer het op het achterwerk van een koe’.
Want een koe is altijd de waarheid.