Feestje
Ik kreeg een uitnodiging voor een feestje.
Niet zomaar een feestje: een receptie bij een crematorium.
Nu zijn er absoluut mensen zijn die mij zo snel mogelijk het crematorium in zullen wensen.
Als journalist trap je immers wel eens op iemands teentjes. Hoort bij het vak.
Maar sommigen raken daar erg gefrustreerd over en zullen daarom zeker de champagne opentrekken als mijn lichaam tot as wederkeert.
Maar ik ben nog springlevend. En om nu bij leven en welzijn vrolijk het glas te heffen op zo’n emotionele plek… dat voelt wat raar.
Natuurlijk, het uitvaartwezen is een gewone bedrijfstak maar, sorry, soms wringt het bij mij.
Toen mijn vader overleed liep ik met de begrafenisondernemer even mee naar zijn auto om wat voorbeelden van rouwkaarten op te halen. Op de plek waar normaal de kist wordt ingeschoven lagen nu zijn afgetrapte hardloopschoenen en een vaal sporthemd met opgedroogde zweetplekken.
Ik begreep het wel: die man loopt niet de hele dag in dat zwarte rokkostuum met grijze hoge hoed maar toch… twee dagen later zou het stoffelijk overschot van mijn bloedeigen vader op die plek staan.
Op het moment dat deze column verschijnt is de receptie al geweest.
Ik denk niet dat ik heengegaan ben.
Herstel: ér heen gegaan ben.