Verslaafden
De zwerver in het stadscentrum loopt op me af.
“Jij bent toch van de krant? Dan ken jij vast ook de burgemeester.”
Zonder een antwoord af te wachten duwt hij een vel papier in mijn hand.
“Wil je dit aan hem overhandigen?”
“Wat is het?”, vraag ik. “Een brief?”
“Een petitie”, lacht de man de bruine stompjes in zijn mond bloot. “We eisen een algehele bouwstop voor woningen in Almere Poort en Oosterwold.”
“Nou, nou. Dat is nogal wat”, zeg ik.
“We ervaren overlast van die bewoners”, zegt de zwerver. “Ze dienen alsmaar petities in omdat ze geen opvanglocatie voor verslaafden willen.”
Hij schudt verontwaardigd zijn grijze kop.
“Die rijtjeshuisverslaafden rukken steeds verder op. En het woorden er steeds meer.”
“Rijtjeshuisverslaafden?”
“Zombies, zijn het. Allang dood voordat ze begraven zijn. Daar willen wij als groep toch niet naast wonen?”
“Wat is dat dan voor een groep?”, vraag ik.
“Een belangengroep”, zegt hij. “voor cliënten van het Leger des Heils.”
“Daar heb ik nog nooit van gehoord”, zeg ik.
De man trekt verontwaardigd zijn wenkbrauwen op.
“Toch hebben we al een naam”.
Zwijgend haalt hij een gebruikte naald uit zijn broekzak en wijst er grijnzend naar.
“Spuit 11”
Hier lees ik de column voor: